Jihad : lecture notes - part 2 (NL)
Part two of the lecture on 'jihad' presented at the Erasmus Hogeschool/Rits seminar 'Tragedy, genocide & violence'.
Jihad (part 2)
En hiermee zijn we aanbeland bij het tweede aspect dat van belang is in de historische kritiek van de Koran, met name de problematiek van de abrogatie. Het betreft hier de vraag of jongere verzen oudere verzen ‘afschaffen’, gezien hun recentere revelatie. Wat de problematiek betreft van de transformatie van de aard van de islam, moeten we wijzen op het scharniermoment tussen de laatste dagen in Mekka en de nieuwe gemeenschap die kan ontstaan in Medina. Niet alle gelovigen maken de oversteek gelijktijdig. Eén en ander verloopt gefazeerd. En de profeet zelf vertrekt als één van de laatsten uit Mekka. Het is op zo’n risicivol moment, waarin een makkelijk te neutraliseren minderheid (de profeet incluis) achterblijft in het vijandige Mekka, dat Mohammed de ‘qitaal’ proclameert. Zo stelt hij in vers
Koran 2:216 (de koe) : “Aan jullie is voorgeschreven te strijden, hoezeer het jullie ook tegenstaat. Maar misschien staat jullie iets tegen dat toch goed is voor jullie en misschien hebben jullie iets lief dat toch slechts is voor jullie. God weet en jullie weten het niet.”
Vanaf dat moment zou de ‘jihad’ omgevormd zijn tot een daadwerkelijke, gewapende ‘strijd’. Het blijft een kwestie van discussie. Emilio Platti, in zijn boek ‘Islam van nature een vijand ?” (2003) zegt daarover :
p. 108/109 : "Al-Kindi weet dus maar al te goed dat sommigen zeggen dat het vers "geen dwang in de godsdienst" door de enen als afgeschaft beschouwd wordt, terwijl anderen precies dat vers aanvoeren om te zeggen dat de strijd relatief is, tijdsgebonden, en dus ondergeschikt aan het principe dat door dat vers wordt uitgedrukt. - Uit deze gegevens kunnen we alvast een conclusie trekken : de geschiedenis van de islam toont dat geweld sinds de strijd van Mohammed in Medina tegen zijn oprukkende Mekkaanse medeburgers steeds potentieel aanwezig is; de koranische toelating staat er borg voor. Het blijkt echter dat er steeds een interpretatie voorhanden is geweest die voorhield dat de strijd van Mohammed en de moslims in de eerste eeuw in feite behoort tot de contextuele, historisch gebonden fenomenen van de moslimgeschiedenis, die een dieperliggende dimensie van de koranrecitatie niet tenietdoen of 'afschaffen'."
In een ‘worst case scenario’ zien we ons op basis van hogergeschetste problematiek geconfronteerd met een definitie van jihad als gewapende strijd. In een afschaffende interpretatie blijft immers enkel een strijdbare islam over. Velen merken hier meteen bij op dat het zelfs in zo’n interpretatie enkel kan gaan over een defensieve strijd, gebaseerd op een duidelijk geformuleerd oorlogsrecht. Maar niet iedereen is zo welwillend. De reeds genoemde Fazlur Rahman zegt het zo :
“So long as the Muslims were a small, persecuted minority in Mecca, jihad as a positive organized thrust of the Islamic movement was unthinkable. In Medina, however, the situation changed and henceforth there is hardly anything, with the possible exception of prayer and zakat, that receives greater emphasis than jihad. - Every virile and expansive ideology has, at a stage to ask itself the question as to what are its terms of coexistence, if any, with other systems, and how far it may employ methods of direct expansion. - The most unacceptable on historical grounds, however, is the stand of those modern Muslim apologists who have tried to explain the jihad of the early Community in purely defensive terms.”
En ook Bernard Lewis, in zijn boek ‘Islam and the West’ (1993) is duidelijk :
p. 46 – 47 : “It is under the heading of jihad that the Muslim jurists normally discuss the various legal problems arising from relations between Muslims and non-Muslims : authorities, communities, individuals. The reason for this classification is clear. Like Christians, Muslims believed that the revelation that had been given to them was for all mankind and that it was their sacred duty to bring it to those who were not aware of it or had not yet accepted it. This obligation is known in the language of the holy law is jihad, usually translated as holy war but literally meaning striving. In later times this was sometimes interpreted in a moral sense. In classical juristic literature it is invariably interpreted in a military sense, and the jurists go into great detail on such questions as the opening, conduct, and termination of hostilities, the treatment of prisoners and noncombatants, and the definition and division of booty.
Islamic teaching, and with few exceptions Islamic practice, rejects forcible conversion. The power of the Islamic state and therefore the jurisdiction of Islamic law were, however, extended in the early centuries of the Islamic era over vast territories and populations, and the literature of the time clearly reflects the belief that this process would continue without interruption until, in a not too distant future, the whole world would either accept the Islamic faith or submit to Muslim rule. In the meantime, the world was divided into two, the Dar al-Islam, the House of Islam, in which Islamic government and Islamic law prevailed, and the Dar al-Harb, the House of War, in which infidel rulers for the time being remained in power.”
‘Accept the Islamic faith or submit to Muslim rule’. Het lijkt er dus op dat vers 2:256 (“In godsdienst is geen dwang”) niet van doorslaggevend belang is in de kwestie van een strijdbare islam. Het niet-missionaire karakter van de islam als godsdienstbeleving inroepen als grond voor het vreedzame karakter van het islamitische maatschappijmodel, vergeet dat islam geen scheiding kent van kerk en staat, van religie en politiek. Bekering kan achterwege blijven, mits de wereld zich wel onderwerpt aan de islamitische socio-politieke orde, in het bijzonder de shari’a (en voor niet-moslims, het betalen van een belasting). En in afwachting van de realisatie van dit alomvattende ideaal valt de wereld op te delen in twee delen : het huis van islam tegenover het huis van oorlog, dwz al die gebieden die niet behoren tot het huis van islam, en dus bewoond worden door ongelovigen, van welke signatuur dan ook.
Dergelijk manicheïsme roept vragen op. Als de wereld wordt gezien in termen van goed en kwaad, is het vijandbeeld per definitie en permanent aanwezig. De causale dwang die in deze tweedeling besloten ligt, noopt de islam per definitie tot een volgehouden ‘defensieve strijd’. Alles wat immers niet tot het huis van islam behoort, is een acute bedreiging die moet gecountered worden. Bernard Lewis opnieuw :
p. 136 - 137 : “In the eighteenth century, under the impact of Austrian and Russian victories against Turkey and British successes in India, Muslims were becoming aware that they were no longer the dominant power in the world but were, on the contrary, theatened in their heartlands by a Europe that was expanding at both ends. From the beginning of this awareness, there were two constrasting ways of responding to the threat. One was to learn from the enemy – first on the battlefield, then in politics, and finally in the whole range of what has come to be known as modernization. The other was religious revival. Since for Muslims Islam is, by definition, superior to all other faiths, the failures and defeats of Muslims in this world can only mean that they are not practicing authentic Islam and that their states are not true Islamic states. The remedy, therefore, is a return to the pure, authentic Islam of the Prophet and his Companions, a rejection and elimination of the accretions and innovations that had debased and corrupted the faith and enfeebled the Islamic society, making it incapable of resisting its external enemies.”
en
p. 9 – 10 : “From an early date Muslim law laid down, as one of the principal obligations of the head of the Muslim state and community, the conduct of jihad, a term commonly, if inaccurately, translated as “Holy War”. The Arabic word literally means striving, and it is often followed by the words fi sabil Allah, in the path of God. Until fairly recent times it was usually, though not universally, understood in a military sense. It was a Muslim duty – collective in attack, individual in defense – to fight in the war against the unbelievers. In principle, this war was to continue until all mankind either embraced Islam or submitted to the authority of the Muslim state. - This gave the jihad against Christendom a special character, for it was in these lands that Muslims saw, at different times, the greatest danger and the greatest opportunity. For the Arabs, after their conquest of Iran and Central Asia and their inconclusive ventures into the borderlands of China and India, Europe was by far the most important infidel enemy. Some centuries later, for the Ottoman Turks, there was no other. Local kings and chieftains waged jihad against local infidels in South and Southeast Asia and in sub-Saharan Africa, but the great jihad par excellence, the major battlefield of the House of Islam and the House of War, was in Europe.”
Professor Platti vult aan :
p.111 : “Djihaad is dan niet meer de persoonlijke inzet voor het goede, of de politieke inzet voor een gerechte maatschappij, gebaseerd op de morele principes en uitdagingen van de Koran, of de legitieme strijdende verdediging van de moslimgemeenschap of van haar maatschappijproject, maar het met alle middelen bestrijden van elke mensengemeenschap die de islam niet aanhangt en zich er niet toe 'bekeert'. Voor vele moslims is dit echter de perversie zelf van de grondintuïtie van islam : de overaccentuering van de identiteit, van het zelf, is de contradictie van de zelfrelativering in de act van de islam, - "
Laat ons ter besluit stellen dat de verzuchting van Afhsin Ellian zoals bij aanvang van deze lezing geformuleerd heel terecht is. Tot zich een intrinsieke islamitische beweging manifesteert die zich onomwonden uitspreekt tegen de kaping van hun geloof door een politiek-militante franje, lijken de ambiguïteiten van het geloofsstelsel beslecht in het nadeel van de vrede en het begrip. Insh’Allah !
20 maart ‘06
Jihad (part 2)
En hiermee zijn we aanbeland bij het tweede aspect dat van belang is in de historische kritiek van de Koran, met name de problematiek van de abrogatie. Het betreft hier de vraag of jongere verzen oudere verzen ‘afschaffen’, gezien hun recentere revelatie. Wat de problematiek betreft van de transformatie van de aard van de islam, moeten we wijzen op het scharniermoment tussen de laatste dagen in Mekka en de nieuwe gemeenschap die kan ontstaan in Medina. Niet alle gelovigen maken de oversteek gelijktijdig. Eén en ander verloopt gefazeerd. En de profeet zelf vertrekt als één van de laatsten uit Mekka. Het is op zo’n risicivol moment, waarin een makkelijk te neutraliseren minderheid (de profeet incluis) achterblijft in het vijandige Mekka, dat Mohammed de ‘qitaal’ proclameert. Zo stelt hij in vers
Koran 2:216 (de koe) : “Aan jullie is voorgeschreven te strijden, hoezeer het jullie ook tegenstaat. Maar misschien staat jullie iets tegen dat toch goed is voor jullie en misschien hebben jullie iets lief dat toch slechts is voor jullie. God weet en jullie weten het niet.”
Vanaf dat moment zou de ‘jihad’ omgevormd zijn tot een daadwerkelijke, gewapende ‘strijd’. Het blijft een kwestie van discussie. Emilio Platti, in zijn boek ‘Islam van nature een vijand ?” (2003) zegt daarover :
p. 108/109 : "Al-Kindi weet dus maar al te goed dat sommigen zeggen dat het vers "geen dwang in de godsdienst" door de enen als afgeschaft beschouwd wordt, terwijl anderen precies dat vers aanvoeren om te zeggen dat de strijd relatief is, tijdsgebonden, en dus ondergeschikt aan het principe dat door dat vers wordt uitgedrukt. - Uit deze gegevens kunnen we alvast een conclusie trekken : de geschiedenis van de islam toont dat geweld sinds de strijd van Mohammed in Medina tegen zijn oprukkende Mekkaanse medeburgers steeds potentieel aanwezig is; de koranische toelating staat er borg voor. Het blijkt echter dat er steeds een interpretatie voorhanden is geweest die voorhield dat de strijd van Mohammed en de moslims in de eerste eeuw in feite behoort tot de contextuele, historisch gebonden fenomenen van de moslimgeschiedenis, die een dieperliggende dimensie van de koranrecitatie niet tenietdoen of 'afschaffen'."
In een ‘worst case scenario’ zien we ons op basis van hogergeschetste problematiek geconfronteerd met een definitie van jihad als gewapende strijd. In een afschaffende interpretatie blijft immers enkel een strijdbare islam over. Velen merken hier meteen bij op dat het zelfs in zo’n interpretatie enkel kan gaan over een defensieve strijd, gebaseerd op een duidelijk geformuleerd oorlogsrecht. Maar niet iedereen is zo welwillend. De reeds genoemde Fazlur Rahman zegt het zo :
“So long as the Muslims were a small, persecuted minority in Mecca, jihad as a positive organized thrust of the Islamic movement was unthinkable. In Medina, however, the situation changed and henceforth there is hardly anything, with the possible exception of prayer and zakat, that receives greater emphasis than jihad. - Every virile and expansive ideology has, at a stage to ask itself the question as to what are its terms of coexistence, if any, with other systems, and how far it may employ methods of direct expansion. - The most unacceptable on historical grounds, however, is the stand of those modern Muslim apologists who have tried to explain the jihad of the early Community in purely defensive terms.”
En ook Bernard Lewis, in zijn boek ‘Islam and the West’ (1993) is duidelijk :
p. 46 – 47 : “It is under the heading of jihad that the Muslim jurists normally discuss the various legal problems arising from relations between Muslims and non-Muslims : authorities, communities, individuals. The reason for this classification is clear. Like Christians, Muslims believed that the revelation that had been given to them was for all mankind and that it was their sacred duty to bring it to those who were not aware of it or had not yet accepted it. This obligation is known in the language of the holy law is jihad, usually translated as holy war but literally meaning striving. In later times this was sometimes interpreted in a moral sense. In classical juristic literature it is invariably interpreted in a military sense, and the jurists go into great detail on such questions as the opening, conduct, and termination of hostilities, the treatment of prisoners and noncombatants, and the definition and division of booty.
Islamic teaching, and with few exceptions Islamic practice, rejects forcible conversion. The power of the Islamic state and therefore the jurisdiction of Islamic law were, however, extended in the early centuries of the Islamic era over vast territories and populations, and the literature of the time clearly reflects the belief that this process would continue without interruption until, in a not too distant future, the whole world would either accept the Islamic faith or submit to Muslim rule. In the meantime, the world was divided into two, the Dar al-Islam, the House of Islam, in which Islamic government and Islamic law prevailed, and the Dar al-Harb, the House of War, in which infidel rulers for the time being remained in power.”
‘Accept the Islamic faith or submit to Muslim rule’. Het lijkt er dus op dat vers 2:256 (“In godsdienst is geen dwang”) niet van doorslaggevend belang is in de kwestie van een strijdbare islam. Het niet-missionaire karakter van de islam als godsdienstbeleving inroepen als grond voor het vreedzame karakter van het islamitische maatschappijmodel, vergeet dat islam geen scheiding kent van kerk en staat, van religie en politiek. Bekering kan achterwege blijven, mits de wereld zich wel onderwerpt aan de islamitische socio-politieke orde, in het bijzonder de shari’a (en voor niet-moslims, het betalen van een belasting). En in afwachting van de realisatie van dit alomvattende ideaal valt de wereld op te delen in twee delen : het huis van islam tegenover het huis van oorlog, dwz al die gebieden die niet behoren tot het huis van islam, en dus bewoond worden door ongelovigen, van welke signatuur dan ook.
Dergelijk manicheïsme roept vragen op. Als de wereld wordt gezien in termen van goed en kwaad, is het vijandbeeld per definitie en permanent aanwezig. De causale dwang die in deze tweedeling besloten ligt, noopt de islam per definitie tot een volgehouden ‘defensieve strijd’. Alles wat immers niet tot het huis van islam behoort, is een acute bedreiging die moet gecountered worden. Bernard Lewis opnieuw :
p. 136 - 137 : “In the eighteenth century, under the impact of Austrian and Russian victories against Turkey and British successes in India, Muslims were becoming aware that they were no longer the dominant power in the world but were, on the contrary, theatened in their heartlands by a Europe that was expanding at both ends. From the beginning of this awareness, there were two constrasting ways of responding to the threat. One was to learn from the enemy – first on the battlefield, then in politics, and finally in the whole range of what has come to be known as modernization. The other was religious revival. Since for Muslims Islam is, by definition, superior to all other faiths, the failures and defeats of Muslims in this world can only mean that they are not practicing authentic Islam and that their states are not true Islamic states. The remedy, therefore, is a return to the pure, authentic Islam of the Prophet and his Companions, a rejection and elimination of the accretions and innovations that had debased and corrupted the faith and enfeebled the Islamic society, making it incapable of resisting its external enemies.”
en
p. 9 – 10 : “From an early date Muslim law laid down, as one of the principal obligations of the head of the Muslim state and community, the conduct of jihad, a term commonly, if inaccurately, translated as “Holy War”. The Arabic word literally means striving, and it is often followed by the words fi sabil Allah, in the path of God. Until fairly recent times it was usually, though not universally, understood in a military sense. It was a Muslim duty – collective in attack, individual in defense – to fight in the war against the unbelievers. In principle, this war was to continue until all mankind either embraced Islam or submitted to the authority of the Muslim state. - This gave the jihad against Christendom a special character, for it was in these lands that Muslims saw, at different times, the greatest danger and the greatest opportunity. For the Arabs, after their conquest of Iran and Central Asia and their inconclusive ventures into the borderlands of China and India, Europe was by far the most important infidel enemy. Some centuries later, for the Ottoman Turks, there was no other. Local kings and chieftains waged jihad against local infidels in South and Southeast Asia and in sub-Saharan Africa, but the great jihad par excellence, the major battlefield of the House of Islam and the House of War, was in Europe.”
Professor Platti vult aan :
p.111 : “Djihaad is dan niet meer de persoonlijke inzet voor het goede, of de politieke inzet voor een gerechte maatschappij, gebaseerd op de morele principes en uitdagingen van de Koran, of de legitieme strijdende verdediging van de moslimgemeenschap of van haar maatschappijproject, maar het met alle middelen bestrijden van elke mensengemeenschap die de islam niet aanhangt en zich er niet toe 'bekeert'. Voor vele moslims is dit echter de perversie zelf van de grondintuïtie van islam : de overaccentuering van de identiteit, van het zelf, is de contradictie van de zelfrelativering in de act van de islam, - "
Laat ons ter besluit stellen dat de verzuchting van Afhsin Ellian zoals bij aanvang van deze lezing geformuleerd heel terecht is. Tot zich een intrinsieke islamitische beweging manifesteert die zich onomwonden uitspreekt tegen de kaping van hun geloof door een politiek-militante franje, lijken de ambiguïteiten van het geloofsstelsel beslecht in het nadeel van de vrede en het begrip. Insh’Allah !
20 maart ‘06
0 Comments:
Post a Comment
<< Home