Saturday, April 01, 2006

Jihad : lecture notes - part 1 (NL)

Presented as part of the Erasmus Hogeschool/Rits seminar 'Tragedy, genocide & violence', held in Brussels from March 28th to March 31st.

More info can be found here
_______________

Jihad (part 1)

Wat de media ons toont van de islam vandaag, is een geloofsovertuiging die heel makkelijk het meest extreme geweld lijkt te accomoderen. In naam van Allah worden mensen gegijzeld, onthoofd, opgeblazen en op allerlei subtiele manieren verdoemd, gemanipuleerd en onderdrukt. We kennen die beweging(en) intussen als de zogenaamde ‘politieke islam’, ook wel ‘jihadi’s genaamd.
De vraag dringt zich op of er naast deze politieke islam andere invullingen mogelijk zijn. Iets ruwer geformuleerd : is de islam inherent gewelddadig, of wordt dit geloof zelf gekaapt door extremisten ?
Afshin Ellian legt in zijn boek ‘Brieven van een Pers’ (2005) mooi de vinger op de wonde :

p. 237 : "De islam kent geen scheiding tussen religie en politiek, en met Mohammed vielen islam en politiek samen. De moskee bevindt zich in de publieke ruimte en tot nu toe is wereldwijd binnen de moskeeën geen grote beweging waargenomen die zich ondubbelzinnig tegen de politieke islam wil verzetten."

Met dit citaat kunnen we de bevraging aanvatten van het concept ‘jihad’ en de verschijningsvormen van de militante islam.

Eerst enkele caveats. Deze uiteenzetting is geen ontleding van diverse militante allianties en organisaties. Het is niet de bedoeling om hier de historiek te tekenen van de militante islam, en de verschillen of gelijkenissen te markeren tussen diverse lokale en globale bewegingen. Evenmin zal deze lezing handelen over de genealogie van het islamitische terrorisme.
Ik wil mij zoveel mogelijk toespitsen op een conceptuele analyse van het begrip ‘jihad’ en daarvoor teruggaan op de basisteksten, met name de Koran, de Korancommentaren en de overlevering (hadiths).

Laat ons beginnen met de soorten jihad te onderscheiden. Linda Bogaerts van het Centrum voor Islam in Europa (Universiteit Gent) onderscheidt er zeven :
jihad als strijd tegen het verwaande zelf
verzet tegen Satan
inzet voor sociale rechtvaardigheid en tegen onrecht
indijken van ongeloof door verspreiding van kennis van geloof
zuiver huiden van geloof door het afwijzen van afwijkende innovaties
doorprikken van hypocrisie
gewapende strijd tegen aanval en bezetting (een heilige oorlog ?)
Hiertoe staan verschillende instrumenten ter beschikking :
het hart
de kennis
welvaart (zakaat)
de hand, goede daden
het woord
en het zwaard

Linda Bogaerts en vele anderen leggen met klem de nadruk op een basiskenmerk van de jihad dat in de huidige media vaak over het hoofd wordt gezien : jihad betekent niet ‘oorlog’ (harb) of ‘strijden’ (qitaal), maar ‘inspanning’. Het begrip heeft dan ook betrekking op elke moeite die iemand zich getroost om het pad van Allah te volgen. In de woorden van Fazlur Rahman in zijn boek ‘Islam’ (1966/2002) luidt het :

p. 37 : "The Qur'an calls upon believers to undertake jihad, which is to surrender 'your properties and yourselves in the path of Allah'; the purpose of which in turn is to 'establish prayer, give zakat, command good and forbid evil' - i.e. to establish the Islamic socio-moral order.”

In eerste orde is het dus belangrijk om het onderscheid te maken tussen de spirituele strijd (ook en vooral met het eigen hart en geweten) en de gewapende strijd. De zeven soorten jihad zou men samenvattend dan ook kunnen bundelen onder twee noemers, met name de ‘kleine’ en de ‘grote’ jihad. Het zijn twee termen die aan Mohammed zelf worden toegeschreven. Onder ‘kleine’ jihad mag men verstaan : de oorlog en het gewapende verzet. De grote jihad is dan de veel ingrijpender en moeilijker uitdaging om met zichzelf in het reine te komen en aan wereldse verleidingen, de Satan, te weerstaan.
Belangrijk is voorts dat bij de ‘kleine’ jihad steevast wordt aangeduid dat enkel een defensieve strijd is toegestaan. Slechts na aanval en belegering mag worden overgegaan tot vergelding. Bovendien is deze vergelding gebonden aan een strikt oorlogsrecht, dat tussen haakjes met zowat 14 eeuwen verschil toch bijzonder dicht aansluit bij de Conventies van Genève.

De gewapende strijd is dus ondergeschikt aan de spirituele ontvoogding. Tegenstanders van deze interpretatie voeren graag het zogenaamde ‘vers van het zwaard’ aan, om het morele karakter van de ‘strijd’ te ontkrachten.

Koran 9:5 (het berouw) stelt : “Als de heilige maanden verstreken zijn, dood dan de veelgodendienaars waar jullie hen vinden, grijp hen, beleger hen en wacht hen op in elke mogelijke hinderlaag. Maar als zij berouw tonen, de salaat verichten en de zakaat geven, leg hen dan niets in de weg. God is vergevend en barmhartig.”

Ter weerlegging beroepen verdedigers van de vredelievende islam zich doorgaans op verzen als :

Koran 2:256 (de koe) : “In de godsdienst is geen dwang. Redelijk inzicht is duidelijk onderscheiden van verdorvenheid. Wie dan geen geloof hecht aan de Taghoet (de idolen), maar gelooft in God, houdt de stevigste handgreep vast, die niet afbreekt. En God is horend en wetend.”

of ook nog :

Koran 190:6 (de ongelovigen) : “Derhalve voor u uw godsdienst en voor mij mijn godsdienst.”

Beide interpretaties beroepen zich met andere woorden op verzen uit de Koran. Beide hebben dus materiaal ter beschikking uit dezelfde bron, waarmee ze hun lezing kunnen onderbouwen. In dat verband stellen zich vragen naar tekstduiding en historische kritiek. Ondermeer de Nederlandse arabist Hans Jansen gaat daar uitvoerig op in, in zijn boek ‘De Historische Mohammed’ (deel 1 : de Mekkaanse periode) uit 2005. Het kan hier volstaan op twee aspecten te wijzen, die onderling gerelateerd zijn.
Ten eerste moeten we bij lezing van de Koran rekening houden met een zogenaamde Mekkaanse en Medinensische periode. Maw, een Islam voorafgaand en een andere volgend op de Hidjra naar Medina. Verzen 2:256 en 109:6 behoren dan aan de Mekkaanse periode en het vers van het zwaard aan de Medinensische periode. Chronologisch gezien volgt het zwaardvers dus op de vreedzame lezingen.
In Mekka verkeerde Mohammed niet in een positie van overmacht. Hij moest daar heel omzichtig te werk gaan, en de nodige pragmatiek aan de dag leggen. Verzen uit die periode zijn doorgaans langer, metaforischer en spiritueler dan de kortere, instructieve verzen uit de periode na de Hidjra. Pas in Medina heeft Mohammed tenvolle het islamitische maatschappij-project (zie het citaat van Ellian aan het begin van deze lezing) kunnen doordrukken. De verzen uit die periode zijn dan ook rechtlijniger en functioneler, en bovendien getekend door een assertiviteit en affirmatie-drang, die het gebrek daaraan ten tijde van zijn verblijf in Mekka moesten compenseren.
De geldende opvatting dat Mekka doorgaans een vreedzame periode vertegenwoordigt in de ontstaansgeschiedenis van de islam, wordt trouwens hier en daar betwijfeld. De genoemde Jansen merkt op :

p. 106 : "Bijna iedereen gaat ervan uit dat Mohammeds optreden in Mekka vreedzaam was. Macht bezat hij immers pas in Medina, en pas om die macht te handhaven was het gebruik van geweld of het daarmee dreigen, af en toe nodig. Toch is er een verhaal over de periode van Mohammed in Mekka dat dit anders voorstelt. - Nadat Mohammed voor de derde maal rond de Kaäba gelopen had, waren ze nog steeds bezig met kwaad te spreken over hem. Mohammed hield nu stil en zei tot hen : 'Luisteren jullie goed naar mij, o mannen van Quraysh! Bij Hem die mijn leven in Zijn hand houdt, ik breng u slachting!'."

alsook :

p. 158 : " - het vers 109:6 wordt tot op de huidige dag nogal eens aangevoerd om aan te tonen dat de islam heel goed vreedzaam naast andere religies bestaan kan. Ook dat is mogelijk geheel juist, maar er zijn klassieke gezaghebbende Korancommentatoren zoals Al-Suyuti (circa 1500) die het daar beslist niet mee eens zijn. Zulke exegeten zijn van mening dat zelfs wanneer het juist is dat de islam inderdaad vreedzaam naast andere godsdiensten kan bestaan, Koran 109:6 geen geldig argument voor deze opvatting is. Dit is omdat het vers volgens Al-Suyuti en anderen 'geabrogeerd' (Arabisch : mansuukh) is. 'Geabrogeerd' wil zeggen dat het vers is 'afgeschaft' door een later geopenbaard vers, in dit geval de verzen uit de Medinensische periode die bevelen tegen de heidenen te strijden. Zo'n later, jonger vers heeft uiteraard meer gezag."

0 Comments:

Post a Comment

<< Home